Vennootschapsbelasting, zuivere splitsing; toepassing artikel 14a, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Vennootschapsbelasting, zuivere splitsing; toepassing artikel 14a, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Besluit 2021-7915
Opschrift
De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft het volgende besloten.
Dit besluit bevat het beleid voor de zuivere splitsing in de vennootschapsbelasting en vervangt het besluit van 27 januari 2015, nr. BLKB2015/38M, Stcrt. 2015, 3138 . Gewijzigd is de regeling voor splitsingen waarbij negatieve winst wordt behaald. Dergelijke splitsingen zijn niet langer uitgezonderd van de door het besluit aan de inspecteur verleende algemene toestemming. Aan de door het besluit gestelde voorwaarden voor fiscale begeleiding is voor gevallen van negatieve winst een voorwaarde 12 toegevoegd. (zie paragraaf 6). Ook is de toelichting op de voorwaarden (zie paragraaf 6) bij voorwaarde 8 aangevuld met een verduidelijking op het punt van de zogenoemde houdsterverliezen. Aangeven wordt dat de winstsplitsing van voorwaarde 8 niet kan meebrengen dat een houdsterverlies dat zonder toepassing van deze voorwaarde niet verrekenbaar is, door toepassing van de voorwaarde verrekenbaar wordt. Verder zijn enkele redactionele wijzigingen aangebracht. Zo zijn bijvoorbeeld de paragrafen over terugwerkende kracht bij zuivere splitsing naar Nederlands recht en terugwerkende kracht bij zuivere splitsing naar buitenlands recht samengevoegd in paragraaf 4.1.
1. Inleiding
De splitsing waarbij de splitsende rechtspersoon ophoudt te bestaan, wordt geacht een overdracht te zijn (artikel 14a, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969). In eenvoudige gevallen geldt voor de winst die daardoor wordt behaald een faciliteit direct op grond van de wet (artikel 14a, tweede lid). In andere gevallen kan ik de inspecteur toestaan onder het stellen van voorwaarden een faciliteit te verlenen (artikel 14a, derde lid).
In de paragrafen 2 tot en met 6 van dit besluit staat mijn beleid voor de toepassing van artikel 14a. Hier wordt onder andere ingegaan op de voorwaarden die in het algemeen worden gesteld bij de toepassing van artikel 14a, derde lid. Deze voorwaarden zijn opgenomen in bijlage 1 van dit besluit. Met nadruk wijs ik erop dat het algemene karakter van de voorwaarden meebrengt dat de voorwaarden worden gewijzigd of aangevuld al naar gelang de bijzondere omstandigheden van het geval.
In paragraaf 7 wordt onder andere een algemene toestemming verleend aan de inspecteur tot het afdoen van bepaalde verzoeken om toepassing van artikel 14a, derde lid. Paragraaf 7 bevat verder instructies voor de afdoening van verzoeken die wel en die niet onder de algemene toestemming vallen.
In paragraaf 8 is het beleid opgenomen voor te laat ingediende verzoeken om toepassing van artikel 14a, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
In paragraaf 9 geef ik aan welk besluit is ingetrokken.
Paragraaf 10 geeft tot slot aan met ingang van welke datum dit besluit in werking treedt.
De goedkeuringen opgenomen in dit besluit zijn gebaseerd op de bevoegdheid mij verleend in artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.