Home

Belastingregeling voor het land Nederland

Geldig vanaf 1 januari 2019
Geldig vanaf 1 januari 2019

Belastingregeling voor het land Nederland

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2019]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 17 november 2010, nr. AFP 2010/556;

Gelet op artikel 8.121 van de Belastingwet BES en artikel 37 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 17 december 2010, nr. W06.10.0528/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 10 februari 2011, nr. AFP 2010/679 U;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit besluit, tenzij de context anders vereist:

  1. betekent de uitdrukking heffingsgebieden: Nederland en de BES eilanden;

  2. betekent de uitdrukking heffingsgebied: Nederland of de BES eilanden al naar de context vereist;

  3. betekent de uitdrukking Nederland: het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk, met inbegrip van de exclusieve economische zone van het Koninkrijk, bedoeld in artikel 1 van de Rijkswet instelling exclusieve economische zone, voor zover deze grenst aan de territoriale zee in Nederland;

  4. betekent de uitdrukking BES eilanden: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met daaronder begrepen, met inachtneming van de Rijkswet tot vaststelling van een zeegrens tussen Curaçao en Bonaire, en tussen Sint Maarten en Saba, het buiten de territoriale zee van de BES eilanden gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan, voor zover het Koninkrijk daar op grond van het internationale recht ten behoeve van de exploratie en de exploitatie van natuurlijke rijkdommen soevereine rechten mag uitoefenen, alsmede de in, op of boven dat gebied aanwezige installaties en andere inrichtingen ten behoeve van de exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen in dat gebied;

  5. betekent de uitdrukking persoon: een natuurlijk persoon, een lichaam en elke andere vereniging van personen;

  6. betekent de uitdrukking lichaam: elke rechtspersoon of elke eenheid die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;

  7. is de uitdrukking onderneming van toepassing op de uitoefening van een bedrijf;

  8. omvat de uitdrukking uitoefening van een bedrijf mede de uitoefening van een vrij beroep en van andere werkzaamheden van zelfstandige aard;

  9. betekenen de uitdrukkingen onderneming van een van de heffingsgebieden en onderneming van het andere heffingsgebied: een onderneming gedreven door een inwoner van Nederland of van de BES eilanden onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van het andere heffingsgebied;

  10. betekent de uitdrukking internationaal verkeer: alle vervoer met een schip of luchtvaartuig, geëxploiteerd door een onderneming van een van de heffingsgebieden, behalve wanneer het schip of het luchtvaartuig uitsluitend wordt geëxploiteerd tussen plaatsen die binnen één heffingsgebied zijn gelegen;

  11. betekent de uitdrukking pensioenfonds: een fonds dat als zodanig is erkend en onder toezicht staat volgens de wettelijke bepalingen die van toepassing zijn in het heffingsgebied waarvan het fonds inwoner is;

  12. betekent de uitdrukking Rijk: het land Nederland, zijnde Nederland en de BES eilanden.

Artikel 1.2. Toepassingsbereik

Dit besluit is van toepassing op personen die inwoner zijn van Nederland of van de BES eilanden.

Artikel 1.3. Belastingen waarop het besluit van toepassing is

Artikel 1.4. Inwoner

Artikel 1.5. Vaste inrichting

Hoofdstuk II. Belastingheffing naar het inkomen

Artikel 2.1. Inkomsten uit onroerende zaken

Artikel 2.2. Winst uit onderneming

Artikel 2.3. Zee- en luchtvaart

Artikel 2.4. Dividenden

Artikel 2.5. Vermogenswinsten

Artikel 2.6. Inkomsten uit dienstbetrekking

Artikel 2.7. Bestuurders- en commissarissenbeloningen

Artikel 2.8. Artiesten en sportbeoefenaars

Artikel 2.9. Pensioenen, lijfrenten, sociale zekerheidsuitkeringen en alimentatie-uitkeringen

Artikel 2.10. Overheidsfuncties

Artikel 2.11. Studenten

Artikel 2.12. Overige inkomsten

Hoofdstuk III. Wijze waarop dubbele belasting wordt vermeden

Artikel 3.1. Vermijding van dubbele belasting

Hoofdstuk IV. Slotbepalingen

Artikel 4.1. Inwerkingtreding

Artikel 4.2. Citeertitel